Na het oversteken van de rivier gaan we de Drôme binnen door Crozes‑Hermitage, de grootste wijngaard van het noordelijk deel van de Côtes du Rhône. Hie vinden we de indruk-wekkende heuvelhellingen van Hermitage, waar vlezige en krachtige wijnen vandaan komen. Tot aan Valence geniet de wijnstok van een gematigd landklimaat. Hij gedijt er op vrij homogene gronden, die voornamelijk uit graniet en schist bestaan. Elke cru komt voort uit één soort druif, de syrah voor de rode, en de marsanne en de roussanne voor de witte wijnen.
Na Montélimar verzacht het reliëf. De bodem, die veel meer afwisseling vertoont, heeft een onderlaag van kalksteen en zand met grindhoudend slib. Hier is het telen van slechts één soort druif niet op zijn plaats; de kwaliteit vereist meerdere druivensoorten, tot dertien voor een Chateauneuf‑du‑Pape. De grenache, die de basis vormt, geeft tannine, body, alcohol en aroma's. De syrah draagt haar geurigheid en het vermogen om goed te rijpen bij en de cinsault brengt verfijning en maakt de wijn minder zwaar. We zijn hier in het hart van de appellations Côtes du Rhône en Côtes du Rhône‑Villages. Er zijn nog vierentwintig regionale appellations te ontdekken, waaronder enkele beroemde, zoals Châteauneuf‑du Pape, Tavel, Lirac en Gigondas. Andere zijn minder bekend, zoals Cairanne, Chusclan, Laudun, Vacqueyras en niet te vergeten de noordelijker gelegen Coteaux du Tricastin, de Cótes du Ventoux en, in het oosten, de AOC Côtes du Lubéron en in de Ardèche de Côtes du Vivarais. We beëindigen onze tocht aan het begin van de delta, na door zes departementen -Rhône, Loire, Ardèche, Gard, Drôme en Vaucluse‑ getrokken te zijn en ruim honderd wijndorpen aangedaan te hebben in een streek die, gemeten naar het aantal wijnen met een appellation, het tweede wijngebied van Frankrijk is geworden.
De rivier de Rhône hecht haar naam pas ècht aan de streek wanneer ze Lyon voorbij is en, versterkt door de Saóne, een voortzetting van de Bourgogne vormt. Hier komen de wijngaarden tot volle bloei; we bevinden ons in de Côtes du Rhône, in de vermaarde Rhôneplooi tussen het Massif Central en de Voor‑Alpen. Tegenover Vienne, op de steile oevers van graniet waar de zon op brandt, jubelen ze. Dit is de Côte Rôtie, de appellation met het grootste prestige. Een amfitheater, met de rivier als toneel en de opeenvolging van smalle, met wijnstokken bezette terrassen als tribune. Deze eerste etappe wordt afgesloten met twee fantastische witte wijnen van één druivesoort (de viognier): de Condrieu en de Château Grillet. We blijven op dezelfde oever om vervolgens Saint‑Joseph, Cornas en Saint‑Péray te bereiken.
In Zwitserland, waar de Rhône nog onstuimig is, verbaast de streek door haar Fendants, wijnen van de gronden van Wallis, soepele, droge en fruitige wijnen met weinig geur, maar verrassend door een lichte sprankeling. Vervolgens stroomt de rivier door het 72 km lange meer van Genève om aan de Franse kant weer op te duiken met de Bugeys, witte wijnen, die licht en verwonderlijk verfrissend zijn.
VIJFENTWINTIG EEUWEN GESCHIEDENIS
In het begin van het Quartair gedijde de wingerd al in het Rhónedal. De ontdekking van druivepitjes op prehistorische vindplaatsen levert het bewijs. Toch werd de bestemming van deze streek tot wijngebied duizenden kilometers van daar bepaald. In Perzië, bij Chirazl, waar de Syrah-druif vandaan komt. De Phocische Grieken (Klein‑Azië) waardeerden deze wijnstok zeer en plantten hem aan in Marseille, vanwaar hij de hele vallei van de Rhône veroverde. De Griekse amfora's die in Tain‑l’Hermitage zijn gevonden bevestigen trouwens deze stelling. Tal van Latijnse schrijvers, van Plinius de Oudere tot de dichter Mardalis, roemden Vienne, de hoofdstad van de Allobrogen, waar de wijn rijkelijk vloeide. Van Vienne, dat door Tiberius werd gekoloniseerd, verbreidde de wijnstok zich tot Lyon, de lievelingsstad van Marcus Aurelius.
In de Middeleeuwen bevorderden de pausen van Avignon (van 1309 tot 1376) de ontwikkeling van de Rhônewijnen. In 1573 telde Nicolas de Nicolay langs de Rhône zevenenzeventig parochies waar druiven werden geteeld. Het zou echter tot 1731 duren voordat de naam 'Costes de Rhône' verscheen in een koninklijk besluit dat de voorwaarden voor de pluk, de vinificatie, het op fusten tappen en het verpakken van de wijnen van de gemeente Roquernaure (Gard) nauwkeurig omschreef. Het was een systeem van herkomstaanduiding avant‑la‑lettre.
In de 19e eeuw voerde de streek weer een nieuwigheid in door elke fles een etiket te geven. Ook al bracht de phylloxera het wijngebied een vreselijke slag toe, de Côtes du Rhône kwamen sterker te voorschijn uit deze moeilijke periode. Eén naam is nauw verbonden met de strijd tegen de druifluis, die van baron Le Roy de Boiseaumarié, de voornaamste ijveraar voor de wetten op de herkomstaanduiding. Hij paste ze toe op de streek waar hij woonde en reeds in 1937 kregen de Côtes du Rhône als eerste wijngebied de classificatie AOC.
Na het oversteken van de rivier gaan we de Drôme binnen door Crozes‑Hermitage, de grootste wijngaard van het noordelijk deel van de Côtes du Rhône. Hie vinden we de indruk-wekkende heuvelhellingen van Hermitage, waar vlezige en krachtige wijnen vandaan komen. Tot aan Valence geniet de wijnstok van een gematigd landklimaat. Hij gedijt er op vrij homogene gronden, die voornamelijk uit graniet en schist bestaan. Elke cru komt voort uit één soort druif, de syrah voor de rode, en de marsanne en de roussanne voor de witte wijnen.